Intelligent Design, een andere kijk op de evolutie (4)
naar deel 1
De creatie van een voor de mens bewoonbare wereld
door Jan Everink
Uit het
verloop van de evolutie blijkt dat er een ontwikkeling heeft
plaatsgevonden in de richting van een complexe levende natuur, waarbij in
elk tijdperk zoveel mogelijk gebruik werd gemaakt van de toen beschikbare
omgevingsfactoren. De levende natuur heeft stelselmatig de aarde verder
bewoonbaar gemaakt voor volgende generaties van levensvormen. Gedurende de eerste circa 3,5 miljard jaar van de aarde lijkt de evolutie
relatief weinig vorderingen te hebben gemaakt. Het enige leven dat zich
ontwikkelde bestond uit bepaalde algen in de toen bestaande zeeën. Ongeveer 600 miljoen jaar geleden begonnen de dieren en planten zich te
ontwikkelen. De mens verscheen pas ongeveer 35.000 jaar geleden in de
omgeving van de evenaar op aarde, toen daar een aangenaam klimaat heerste
dat we thans subtropisch zouden noemen.
Archaïcum
De eerste levensvorm op aarde was een bepaalde alg, en het
opmerkelijke is dat deze algsoort de kooldioxide waaruit de atmosfeer toen
bestond voor een groot deel heeft omgezet in zuurstof. Dat gebeurde waarschijnlijk ongeveer 2 miljard jaar
geleden en de aarde was toen ook al 2 miljard jaar oud. Het leven zoals we
dat nu kennen was totaal onmogelijk, onder meer omdat er geen zuurstof
was. Dierlijk leven is alleen mogelijk als de lucht zuurstof bevat, want
dierlijke organismen verbruiken zuurstof om energie te verkrijgen door het
verbranden van voedsel. De eerste levensvormen op aarde hebben dus door de
productie van zuurstof een belangrijke bijdrage geleverd aan de
overlevingsmogelijkheden van de soorten die na hen verschenen.
Gedurende de eerste ruim 3 miljard jaar van de aarde was
er nauwelijks sprake van evolutionaire ontwikkeling. Deze periode wordt
het archaïcum ofwel precambrium genoemd. Het enige leven dat zich
ontwikkelde bestond uit de genoemde algen in de zeeën van die tijd. Pas ongeveer 600 miljoen jaar geleden begonnen de dieren
en planten zich te ontwikkelen. Toen begon het paleozoïcum, dat bijna 400
miljoen jaar heeft geduurd.
Paleozoïcum
Aan het begin van het paleozoïcum vond gedurende een
relatief korte periode van 5 tot 10 miljoen jaar de
"Cambrische explosie"
plaats. Dit was een "explosie"
wat betreft de ontwikkeling van nieuwe diersoorten. Uit de gedurende deze
periode voor het eerst op aarde verschijnende diersoorten zijn alle latere
soorten voortgekomen.
Tijdens het paleozoïcum ontwikkelden het leven in de zeeën
en op het land zich grotendeels onafhankelijk van elkaar. In de zeeën
verschenen allerlei soorten schelpdieren en vissen. Op het land werd de
plantengroei steeds uitgebreider. De aarde werd bedekt met bossen.
Vooral in de tweede helft van het paleozoïcum heeft het
dierenleven zich op het land verder ontwikkeld. Dat kon omdat het
plantenleven toen al zeer uitgebreid was. Zonder plantenleven is geen
dierenleven mogelijk, en het lijkt er dus ook in het paleozoïcum op dat de
evolutie in de richting van een bepaald doel heeft gewerkt. Toen de dieren
uit de zee het land begonnen te veroveren waren daar juist op tijd al de
bossen die ze nodig hadden aanwezig.
De ontwikkeling van een bewoonbare wereld
Circa 230 miljoen jaar geleden zijn we aangeland in een
geologisch tijdperk dat wordt aangeduid als het mesozoïcum. Aan het begin
van het mesozoïcum bestond al een uitgebreide planten- en dierenwereld,
maar voor menselijke bewoning was de aarde nog ongeschikt. Het mesozoïcum
duurde ongeveer 170 miljoen jaar en daarna begon het kenozoïcum, het
tijdperk waar we nog steeds in leven.
Gedurende deze twee tijdperken is de natuur sterk veranderd.
Aan het begin van het mesozoïcum was het land bedekt met enorme bossen, waarin
voornamelijk reuzereptielen rondliepen. In het kenozoïcum zijn deze
dinosaurussen verdwenen en is de aarde bevolkt door een grote variatie aan
diersoorten.
Er zijn dan onder meer allerlei zoogdieren en vogels, de
atmosfeer bevat een flink percentage zuurstof en het klimaat begint met name
rond de evenaar heel aangenaam te worden. Ook deze periode van 230 miljoen
jaar lijkt de evolutie een duidelijke bedoeling te hebben gehad: de planeet
verder geschikt te maken voor de mens.
De intelligentie van planten en dieren
Als in de natuur een creatieve intelligentie aanwezig is die
de evolutie heeft gestuurd in de richting van toenemende leefbaarheid waarom
is deze creativiteit dan niet voortdurend zichtbaar? Bij dieren zien we hoe
deze een instinctief gedragspatroon hebben en vrijwel niet in staat zijn om
zichzelf aan de omstandigheden, of de omstandigheden aan zichzelf, aan te
passen.
Een duif bouwt bijvoorbeeld altijd hetzelfde soort zeer
eenvoudige nest van wat takjes. Vervolgens worden volgens een vaststaand
schema eieren gelegd en uitgebroed. Daarna worden de jongen gevoerd en tegen
weer en wind beschermd. De jonge duiven groeien snel en maken in korte tijd
allerlei gedaanteveranderingen door. Op een dag zijn ze plotseling volwassen
en vliegen ze uit.
Voor de instinctieve gang van zaken in het dierenrijk is
ontegenzeggelijk veel intelligentie nodig maar deze intelligentie komt niet,
zoals bij de mens, tot uiting in creatieve aanpassing van de omstandigheden.
Hoe is een duif die nog nooit gevlogen heeft plotseling in staat om het
luchtruim te kiezen, zonder moeilijkheden gracieus rond te vliegen, en
vervolgens ergens feilloos op een precieze plek te landen? Zo gaat het overal
in de levende natuur. We zien overal zeer gespecialiseerde intelligentie maar
vrijwel geen creatieve pogingen om de bestaande patronen te verbeteren.
Aanpassingen van de soort vormen blijkbaar een uitzondering op de normale gang
van zaken en komen slechts sporadisch voor.
Aanpassingen zijn uitzonderlijke prestaties
Het lijkt zo te zijn dat een levend organisme behalve over
instinctieve intelligentie en vaardigheid ook over uitgebreide en
gedetailleerde biochemische en fysiologische kennis beschikt. Deze kennis
lijkt echter normaliter voor de plant of het dier zelf verborgen te blijven.
Waarschijnlijk treedt soms in noodsituaties een mechanisme op
waardoor de in elke levensvorm aanwezige spirituele entiteit, die door
Paracelsus de archeus werd genoemd, het vaste gedragspatroon doorbreekt en
iets anders probeert. Als een archeus bij hoge uitzondering afwijkt van zijn
instinctieve gedrag en zijn normaliter onbewuste intelligentie, kennis en
creativiteit gebruikt om zichzelf aan de natuurlijke omstandigheden aan te
passen kan een evolutionaire sprong ontstaan. Zo'n succesvolle aanpassing kan dan het begin van een nieuwe variant of soort
zijn.
De eerste spirituele entiteiten die de evolutie hebben
opgestart zijn mogelijk vanuit de ruimte naar deze planeet gekomen. Ze
brachten bepaalde organische moleculen op aarde en hebben hun creatieve
intelligentie gebruikt om de algen te creëren die het begin waren van de
levende natuur.
Het is verder denkbaar dat tijdens de
"Cambrische explosie"
opnieuw spirituele entiteiten naar deze planeet zijn gekomen. Deze brachten
mogelijk de kennis mee voor het evolutionair ontwikkelen van een complexe
levende natuur.
Tijdens de ijstijden aangenaam klimaat in de tropen
Het lichaam van homo sapiens is echter waarschijnlijk niet
voortgekomen uit de evolutie die hier op aarde heeft plaatsgevonden. Wél zijn
er in het kenozoïcum allerlei mensachtigen verschenen maar deze zijn ook weer
verdwenen. Homo sapiens verscheen pas ongeveer 35.000 jaar geleden op aarde,
als een ander soort wezen dan de eerdere humanoïden.
Dat de mens dit tijdstip uitkoos om op aarde te komen lijkt
vreemd want de laatste miljoen jaar van het kenozoïcum, de periode die wordt
aangeduid als het quartair, is de aarde voor een groot deel bedekt met ijs. De
aarde lijkt in deze ijstijden niet geschikt voor menselijke bewoning. Sinds
ongeveer 11.000 jaar leven we in een relatief warme periode binnen het
quartair, maar in feite bevinden we ons nog in de ijstijden.
De huidige warme periode wordt wel alluvium genoemd terwijl de
veel langere eerdere periode wordt aangeduid als het diluvium. Van het
diluvium is in de herinnering van de mensheid vooral bewaard gebleven dat er
grote overstromingen in plaatsvonden. Onder meer vond er een grote
overstromingsramp plaats ongeveer 11.000 jaar geleden. Deze ramp markeerde de
overgang van het diluvium naar het alluvium.
Schijnbaar is de huidige warme periode, het alluvium, veel
beter geschikt voor menselijke bewoning dan het koude diluvium. We moeten
echter bedenken dat tijdens het diluvium rond de evenaar een heel aangenaam
klimaat heerste. Tegenwoordig is het klimaat in de tropen meestal veel te
warm. De mens verscheen in de tropische omgeving op aarde toen daar een
aangenaam klimaat heerste dat we thans subtropisch zouden noemen.
Civilisaties vóór de zondvloed
Uit vele archeologische vondsten is gebleken dat er ongeveer
35.000 jaar geleden een wezen op aarde verscheen dat beschikt over veel
grotere intelligentie en creativiteit dan alle andere soorten op deze planeet.
Ook genetisch verschilt deze homo sapiens aanzienlijk van de mensachtigen die
vóór hem hebben bestaan. Er zijn veel aanwijzingen dat homo sapiens vanuit de
ruimte naar deze planeet kwam.
In 1974 verscheen een interessant boek door Richard Mooney,
getiteld "Kolonie Aarde", waarin met overtuigende argumenten wordt betoogd dat
er al vóór de zondvloed zeer hoogwaardige civilisaties op aarde bestonden.
Volgens Mooney is de mens ergens gedurende het pleistoceen (diluvium) met
ruimteschepen op aarde geland. Ook volgens Erich von Däniken zijn er in het
verleden bezoekers vanuit de ruimte naar de aarde gekomen. Hij schreef onder
meer het bekende boek "Waren de goden kosmonauten?" Volgens deze en andere
auteurs werd de aarde vanuit de ruimte gekoloniseerd.
De zondvloed
Als de mens met ruimteschepen naar de aarde is gekomen waarom
zijn er dan vrijwel geen overblijfselen van de hoogwaardige civilisaties die
deze ruimtevaarders hebben gesticht? Deze mensen moeten immers de beschikking
hebben gehad over een vergevorderde techniek!
De verklaring die Mooney geeft is dat er op aarde een
verschrikkelijke overstromingsramp heeft plaatsgevonden die alle sporen van de
toen bestaande cultuur heeft weggevaagd. Dit idee wordt bevestigd door het
feit dat in alle religieuze overleveringen sprake is van een ontzettende
overstromingsramp die ooit heeft plaatsgevonden: de zondvloed.
De Italiaanse archeoloog Mario Zanot maakte een studie van
deze verhalen en ging daarnaast op zoek naar archeologische en andere
aanwijzingen. Hij kwam tot de conclusie dat er meerdere enorme
overstromingsrampen hebben plaatsgevonden die overeenkomen met de verhalen
over de zondvloed.
Van drie zulke rampen kon hij het tijdstip vrij nauwkeurig
bepalen. De Grote Zondvloed vond 11.000 jaar geleden, de Bijbelse Zondvloed
6000 jaar geleden en de relatief beperkte Minoïsche Zondvloed 3300 jaar
geleden plaats.
Zanot kwam verder, evenals Mooney, tot de conclusie dat er bij
elke zondvloed een aantal mensen waren die de gebeurtenis zagen aankomen. Deze
mensen namen maatregelen en wisten aan de dood te ontsnappen. De bekende
civilisaties op aarde zijn volgens Mooney gesticht door overlevenden van de
Bijbelse Zondvloed.
Meerdere evoluties?
Als de evolutie een project was dat volgens een bepaald plan
is verlopen dan is aannemelijk dat er in het universum herhaaldelijk evoluties
plaatsvinden om planeten bewoonbaar te maken. Is er een hogere macht aan het
werk die steeds opnieuw bepaalde planeten uitkiest en dan op deze planeten het
begin van leven plaatst?
Dat zou mogelijk zijn als het universum al veel langer bestaat
dan de 15 miljard jaar die zijn verstreken sinds de big-bang. Volgens sommige
onderzoekers, zoals de astrofysicus Fred Hoyle, was de big-bang mogelijk niet
het begin van de wereld maar een enorme ramp in een al heel lang bestaand
universum. Zulke rampen zouden zelfs herhaaldelijk hebben plaatsgevonden. Dat
de big-bang niet het begin van het universum was wordt bevestigd door het feit
dat natuurkundigen deeltjes hebben gevonden die volgens hen vele biljoenen
keren ouder zijn dan de periode sinds de big-bang. De wereld is waarschijnlijk
al triljoenen jaren oud.
Als de ID-onderzoekers gelijk hebben en de evolutie het
resultaat is van een bepaald plan dan is aannemelijk dat dit plan niet slechts
eenmaal maar vaker wordt uitgevoerd. Zoals hier op aarde een voor de mens
leefbare omgeving is gecreëerd zo is dat mogelijk ook op vele andere planeten
gebeurd, en zo gebeurt het mogelijk nu en in de toekomst elders in het
universum steeds opnieuw.
|