maart |
|
|
door Victor Christiano
De architectuur die na de tweede wereldoorlog opkwam had een saaie gebouwde omgeving tot gevolg. Hoewel deze onpersoonlijke bouwstijl nog steeds wordt toegepast keren architecten en stedenbouwers terug naar het principe dat gebouwen mooi en praktisch moeten zijn. Het eclecticisme, dat in de 19de eeuw veel prachtige gebouwen heeft opgeleverd, wordt tegenwoordig met succes opnieuw toegepast.
Na de tweede wereldoorlog zag men zich geplaatst voor het probleem om met de toenmalige technische mogelijkheden betaalbaar veel te bouwen, de zogenoemde wederopbouw. De oplossing die werd toegepast was dat er een eenvormige architectuur met veel herhaling kwam. Dit werd de moderne bouwwijze bij uitstek, die steeds meer ging overheersen. Veel naoorlogse gebouwen hebben als belangrijke kenmerken herhaling en monotonie.
Maar inmiddels is de techniek enorm verbeterd terwijl ook de ideeën op het gebied van esthetiek en doelmatigheid zijn veranderd. De nieuwe technische mogelijkheden worden steeds meer gebruikt om mooie, praktische en mensvriendeljke gebouwen en complexen te realiseren. Architecten en stedenbouwers realiseren zich dat duurzaam bouwen betekent dat huizen, kantoorgebouwen en andere bouwwerken vele jaren het aanzien van de omgeving zullen bepalen. De architectuur van de toekomst is niet één bepaalde stijl maar wordt gekenmerkt door verschillende trends die alle breken met de saaiheid van de monotone 20ste-eeuwse architectuur.
Alternatieve bouwfilosofieën krijgen tegenwoordig weer meer aandacht. Er werden in de 20ste eeuw verschillende alternatieven voor de eenvormigheidsstijl ontwikkeld, maar die kregen slechts beperkt de ruimte. Terwijl de monotone architectuur na de tweede wereldoorlog oprukte zagen sommige architecten dat dit onmogelijk een blijvende filosofie van de bouwkunst kon worden.
Daartoe behoorde bijvoorbeeld Ton Alberts, vooral bekend van het hoofdkantoor van de NMB-bank (nu ING Bank), dat in 1987 werd gebouwd in Amsterdam Zuidoost. De bouwstijl van Alberts maakt een totaal andere indruk dan de saaie regelmaat van de meeste gebouwen uit de 20ste eeuw. De gebouwen van Alberts zijn degelijk, mensvriendelijk en visueel interessant; ze stralen een rustige duurzaamheid uit.
Een andere vooruitziende geest, de Luxemburgse architect prof. Rob Krier, zette in zijn boek "De stedelijke ruimte in theorie en praktijk" al in 1975 een nieuwe visie op de stedenbouw uiteen. Essentieel in het gedachtegoed van Krier is dat de architectuur altijd moet voortbouwen op de historie.
De visie van Krier wordt ten onrechte vaak aangeduid als traditionalisme. Dat komt omdat hij niet bang is om zich te laten inspireren door bouwstijlen uit het verleden, zelfs uit de Middeleeuwen. Belangstelling voor en gebruiken van ideeën uit de geschiedenis is een kenmerk van de toekomstige architectuur, zo wordt steeds meer duidelijk.
In december 2009 legde Krier tijdens een lezing bij de Academie van Bouwkunst te Amsterdam nog eens uit waar het om gaat in de architectuur. Er moet weer menselijkheid, leefbaarheid en aangename afwisseling in de gebouwde omgeving komen. Afwisseling is ook heel goed mogelijk bij grotere projecten, namelijk door een masterplan te ontwerpen en dit door verschillende architecten nader te laten invullen.
Op het gebied van de stadssanering plaatste Krier tegenover het gangbare concept van afbraak en nieuwbouw het idee van de stadsreparatie. Het is ongetwijfeld mede dankzij de invloed van Rob Krier dat er in de Europese steden niet nog veel meer mooie oude gebouwen zijn afgebroken. Ook in Amsterdam werd gelukkig gekozen voor een herstel-aanpak in de binnenstad in plaats van het volledig platgooien van oude buurten teneinde er industriële nieuwbouw te kunnen neerzetten.
De architectuur van de toekomst zet een trend voort die in de 19de eeuw begon: het eclectische principe, dat is gebaseerd op ideeën van de Franse filosoof Victor Cousin. Deze stelde dat men om in de filosofie tot ware inzichten te komen eerst het werk van andere filosofen moet bestuderen. In de architectuur ging men in de 19de eeuw beseffen dat het evenzo onmogelijk is om architect te zijn als men zich niet wil laten inspireren door hetgeen eerdere architecten hebben gecreëerd.
Tegenwoordig wordt het eclectische principe door architecten herontdekt. Het kan vandaag de dag nog beter toegepast worden dan vroeger, want de ontwikkelingen op het gebied van onder meer de computertechnologie en de bouwmaterialen hebben geweldige nieuwe mogelijkheden voor vormgeving in de architectuur geïntroduceerd.
Om een indruk te krijgen wat de opleving van het eclectische principe voor de toekomst kan betekenen is het zinvol om eerst eens te kijken naar het vroegere eclecticisme.
In de 19de eeuw wilden opdrachtgevers dat een gebouw niet alleen doelmatig was maar ook een indrukwekkende uitstraling had. De eclectische architectuur van die tijd heeft dan ook veel mooie gebouwen opgeleverd, zoals bijvoorbeeld het Rijksmuseum te Amsterdam. Ook de vele oude fabrieksgebouwen, scholen en kerken uit die tijd vallen nog altijd positief op in het stadsbeeld. Het eclectische principe is ook te zien in de fraaie woonwijken in de Amsterdamse 19de eeuwse gordel. Ook het prachtige, helaas verloren gegane, Paleis voor Volksvlijt was een eclectische creatie.
Het eclecticisme hield stand tot in het begin van de 20ste eeuw. Als je de gebouwen van vóór de tweede wereldoorlog met die van er na vergelijkt valt meteen op dat het verschillende richtingen zijn. Bijna alles wat vóór de oorlog werd gebouwd is mooier, degelijker en meer in harmonie met de omgeving dan wat daarna werd neergezet.
Het eclecticisme is niet een bouwstijl maar een ontwerpprincipe dat verschillende stijlen mogelijk maakt. Als zodanig was het bijvoorbeeld een belangrijke inspiratiebron voor een beweging die in het begin van de 20ste eeuw opkwam: de Art Nouveau ofwel Jugendstil. In deze stijl werden vormgevingsprincipes uit de levende natuur toegepast. Door natuurlijke gebogen lijnen werden fraaie esthetische effecten gecreëerd.
In Barcelona, de stad waar een Jugendstil-variant genaamd Modernista tot bloei kwam, is tegenwoordig voor de gebouwen uit deze periode veel belangstelling. De Modernista-architecten trokken zich niets aan van de gangbare stijl-categorisering. Ze introduceerden een prachtige ornamentele stijl, die tegenwoordig bij een groeiend publiek bewondering oogst.
Het eclecticisme was toonaangevend in de 19de en ook nog in het begin van de 20ste eeuw. Maar na de tweede wereldoorlog werd het verdrongen door het eenvormigheidsprincipe. Er kwamen steeds meer monotone gebouwen en stadswijken.
Hoewel er nog steeds op die manier wordt gebouwd blijkt deze trend gelukkig niet blijvend te zijn. Het eclecticisme is weer terug. Het kan tegenwoordig zelfs veel gemakkelijker en met nog betere resultaten toegepast worden dan in de 19de eeuw. Dankzij de nieuwe technische mogelijkheden kan op basis van het eclectische principe heel efficiënt worden gebouwd. Het is tegenwoordig door onder meer toepassing van de computer goed mogelijk om op doelmatige wijze interessante mooie architectuur te creëren.
De computer biedt geweldige mogelijkheden om esthetische ideeën nader uit te werken en toepasbaar te maken. Ook wat dit betreft waren sommige geesten in de vorige eeuw hun tijd vooruit. Al rond 1970 begon de omgevingskunstenaar Peter Struycken de computer te gebruiken om zijn esthetische ideeën tot realiteit te maken. Tot zijn creaties behoort een kunstwerk op een muur in Utrecht van 6,5 meter hoog en 117 meter lang. De visie van Struycken viel buiten de mainstream-ideeën van de vorige eeuw, hetgeen er helaas toe heeft geleid dat veel van zijn werk is verdwenen.
Behalve de eclectische trend naar mooie, praktische, mensvriendelijke architectuur zien we tegenwoordig in de bouwkunst ook een fenomeen dat wel wordt aangeduid als extravagantisme. De nieuwe technische mogelijkheden worden vaak gebruikt om gebouwen met een spectaculair uiterlijk tot stand te brengen. Het lijkt er op dat de bouwwereld wil laten zien waartoe men met de tegenwoordige technische kennis in staat is. Gebouw-ontwerpen die vroeger onmogelijk tot werkelijkheid gemaakt konden worden zijn tegenwoordig goed realiseerbaar.
Maar sommige avant garde architecten gaan verder dan alleen maar het willen neerzetten van opvallende hypermoderne bouwwerken. Er komt meer aandacht voor de esthetische aspecten. Succesvolle architecten maken tegenwoordig intensief gebruik van de computer maar het echte creatieve werk blijven ze zelf doen. Wat dit betreft is bijvoorbeeld de sculpturale architectuur van de Spaanse architect Santiago Calatrava vermeldenswaard.
Tot de vele door hem ontworpen gebouwen en complexen behoort het nieuwe centraal station in Luik. Calatrava creëert zijn gebouwen in zijn hoofd en maakt met de hand aquarellen om aan de opdrachtgever en zijn medewerkers te communiceren wat hij heeft bedacht. Uiteraard wordt voor de technische uitwerking en sterkteberekening de computer gebruikt, maar dat gebeurt pas zodra over het esthetische ontwerp overeenstemming bestaat.
Architecten kunnen weer meer aandacht en tijd besteden aan esthetiek, nu de computer het technische rekenwerk vergemakkelijkt. Esthetiek is belangrijk want een gebouw is altijd onderdeel van de visuele belevingswereld van mensen.
De architecten van het hedendaagse eclecticisme voelen zich vrij wat betreft hun esthetische creativiteit. Ze hebben het idee losgelaten dat er één toonaangevende internationale stijl zou moeten bestaan en gaan uit van de omgeving waar het te ontwerpen gebouw of complex zal komen te staan. Ze zoeken aansluiting bij de historisch gegroeide al bestaande esthetiek van een omgeving.
Een mooi voorbeeld van deze nieuwe stedenbouw is het door Wilfried van Winden ontworpen veertig meter hoge hotel bij het station van Zaandam. In dit gebouw werd een nieuwe unieke interpretatie van de traditionele Zaanse bouwwijze toegepast. We zien de typische Zaanse gevels in verschillende groentinten als een groot patroon op de wanden van het gebouw.
Van Winden benadrukte in een interview dat de architectuur moet bijdragen aan een aangename beleving van de openbare ruimte. Mensen moeten zich in de gebouwde omgeving behaaglijk voelen, aldus deze eclectische architect.
Met het woord stijl wordt nog vaak alleen naar een periode in de geschiedenis verwezen. Maar op basis van het nieuwe eclecticisme heeft een stijl veel meer betrekking op de architectonische vormgeving in een bepaalde omgeving. Door consequente toepassing van bepaalde vormconcepten kan esthetische herkenbaarheid in een omgeving tot stand worden gebracht.
Met een herkenbare omgevingsstijl kan een buurt of plein een esthetische harmonie uitstralen. Zo kan in een stad plezierige afwisseling ontstaan. Als je dan een wandeling maakt naar een andere buurt kom je daadwerkelijk in een andere omgeving.
De gebouwde omgeving heeft naast andere functies ook een belangrijke decoratieve functie. Elk gebouw is onderdeel van het ruimtelijke decor, dat bepalend is voor de architectonische beleving van de buurt. Gebouwen moeten in de omgeving passen en een aangename aanblik bieden.
Dat dit mogelijk is wordt tegenwoordig steeds vaker bewezen. Zoals bijvoorbeeld in Bussum; daar werd in 2004 een plan aan het publiek gepresenteerd om een complete nieuwbouwwijk, Landstraat-Noord, te realiseren in dezelfde stijl als de omgevende bebouwing uit het begin van de 20ste eeuw. De mensen waren meteen enthousiast.
Het ontwerp was door een groep architecten gemaakt, waaronder Rob Krier en Christoph Kohl van het Berlijnse architectenbureau Krier-Kohl. De nieuwe wijk is inmiddels een groot succes. Wie vandaag de dag door Bussum wandelt en dan in Landstraat-Noord komt ervaart een andere sfeer dan in de meeste nieuwbouwwijken. Hier word je aangenaam verrast door de architectonische harmonie in de omgeving.
Hoewel het eclectische bouwen nog steeds niet algemeen is lijkt wel zeker dat de architectuur van de toekomst steeds meer een mensvriendelijke verrijking van de omgeving zal worden.
De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door
Bureau Everink te Almere
Copyright © 2016
Bureau Everink