Beeldend
kunstenaar en auteur Jan Rood woont en werkt in Amsterdam
|
Met
andere ogen naar bomen kijken
door Jan Rood
We hebben er dagelijks mee te maken, ze zijn van essentieel belang voor
onze zuurstofvoorziening en zien er nog mooi uit ook. Ik heb het over
bomen. Je besteedt er normaal gesproken weinig aandacht aan, althans
zo was het bij mij, maar als je er wat beter naar kijkt en er meer
over aan de weet komt, gaan ze meer leven en zie je ze met andere
ogen.
Van het
herkennen van bomen kun je een leuke hobby maken. Als je er op gaat letten zie je steeds
meer interessante kenmerken en eigenaardigheden van de vele
boomsoorten die er zijn.
In
dit artikel aandacht voor een vijftal bekende bomen: de eik, de tamme
kastanje, de wilde kastanje, de es en de lijsterbes.
De eik heeft vaak een wijd uitgespreide kroon.
Foto Jan Rood.
De
eik
Het
woord eik komt van het Oudindische igja, wat verering betekent. De
wetenschappelijke naam is Quercus, een woord dat is afgeleid van de Indo-Germaanse naam perkus, wat vuurbrand betekent omdat hij met vuur
en vruchtbaarheid is verbonden. Ooit besloegen uitgestrekte
eikenwouden grote delen van Europa. De
boom behoort tot het geslacht der loofbomen en er zijn vele soorten
eiken, maar in Nederland hebben we het meestal over de zomereik.
Deze boom groeit op veel plaatsen en hij kan heel oud worden. Zomereiken zijn
vaak al op afstand te herkennen aan hun wijd uitgespreide kroon die soms vrijwel
meteen boven de grond begint. Als je dichterbij komt zie je al gauw andere
kenmerken: de diepgegroefde schors, de typische gelobde bladeren en in het
najaar natuurlijk de eikels die aan de boom zitten en er onder liggen.
Eikenhout
is hard en sterk maar toch vrij makkelijk te bewerken. Tot de 17de
eeuw was eikenhout heel belangrijk voor de scheepsbouw en meubelen,
zoals kerkmeubelen. Taan, geelrode verfstof uit eikenschors gemaakt,
diende voor het conserveren van zeilen en visnetten. Tegenwoordig
wordt eikenhout nog gebruikt voor vloeren, deuren, steigerhout,
enzovoort. Voor
zijn verspreiding is de eik afhankelijk van dieren als de Vlaamse
gaai en eekhoorn omdat deze de vruchten van de eik, de eikels, als
wintervoorraad begraven. In de middeleeuwen waren eikels ook
belangrijk als varkensvoer. Wilde zwijnen, herten en eekhoorns zijn
er gek op.
Eiken worden zo’n 20 tot 25 meter hoog. Met name
vrijstaande eiken kunnen een enorme omvang bereiken, na 100 jaar zo’n
2,5 tot 3 meter en reuzen kunnen, na 300 jaar, wel zo’n 9 tot 12
meter in omtrek worden.
De eetbare tamme kastanje heeft
een bolster met lange stekels.
Foto Pannonia.
De
tamme kastanje
De tamme kastanjeboom (Castanea sativa) is goed te herkennen aan zijn vruchten,
de kastanjes, die zijn omgeven door een hard omhulsel, de bolster. Bij de tamme
kastanje heeft deze bolster veel lange stekels, waardoor je hem gemakkelijk kan
onderscheiden van de wilde kastanje. De tamme
kastanje hoort bij de beukenfamilie en zijn
vrucht kan in tegenstelling tot die van de wilde kastanjeboom worden gegeten.
In
het najaar vallen de kastanjes van de bomen. Als ze op de grond liggen
is de bolster meestal open zodat je de kastanjes er gemakkelijk uit
kunt halen. Er zitten vaak twee of drie kleine kastanjes in een bolster. Gepoft
of gekookt en van hun schil ontdaan worden tamme kastanjes door veel mensen als
een lekkernij beschouwd.
De
tamme kastanjeboom is ook herkenbaar aan zijn lange, grof gezaagde
bladeren. Na het uitlopen ervan verschijnen de mannelijke bloemen die
als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten. Aan de
bovenzijde zijn de bladeren donkergroen, aan de onderzijde wat
lichter.
De wilde kastanje, een sierlijke boom
die vaak wordt aangeplant.
Foto Jan Rood.
De
naam Castanea sativa komt van de Griekse stad Kastanéia,
waar hij gecultiveerd werd. De Romeinen veranderden de naam in
Castanea. De toevoeging sativa betekent gecultiveerd. Waarschijnlijk hebben de
Kelten de vruchten meegenomen en zo voor de verspreiding gezorgd.
Later gingen de Romeinen de tamme kastanje verbouwen om hun
manschappen ermee van voedsel te voorzien. De kastanjes zijn namelijk
erg voedzaam en bevatten zetmeel, proteïne, suiker en vitamines
B1, B2 en C. Het hout is houdbaarder dan eikenhout en daarom zeer
geschikt voor het vervaardigen van tuinmeubels, bruggen, steunpalen
en vaten. Vroeger noemde men de vruchten ook wel ‘de aardappel
van de armen’. Eekhoorntjes, Vlaamse gaaien, kraaien,
muizen en wilde zwijnen zijn dol op de kastanjes en zorgen ook voor
de verspreiding.
De
boom wordt zo’n 30 tot 35 meter hoog en kan wel 500 tot 1500 jaar oud
worden. In Sant’Alfio op Sicilië staat een boom van ruim
2000 jaar oud. In Nederland, met name in het zuidoosten, en in België
komt de boom verwilderd voor.
De wilde kastanje
De vruchten van de witte of wilde (paarden)kastanje (Aesculus
hippocastanum) die bij de zeepboomfamilie hoort zijn niet eetbaar en
zelfs giftig. Hieronder valt ook de rode paardenkastanje (Aesculus carnea), wat een gekweekte soort is.
De wilde kastanjeboom is goed herkenbaar aan de bladeren, die lijken op grote
handen met vijf tot zeven spits toelopende vingers. De bloempjes vormen pluimen
van 15-30 cm lang die rechtop staan. In mei en juni bieden in bloei staande
kastanjebomen door deze grote witte bloemtrossen een prachtige aanblik.
De bolsters van de wilde kastanje zijn groen, bolvormig en hebben in
tegenstelling tot de tamme kastanje maar heel korte stekels. Elke bolster bevat
één grote, houtachtige kastanje.
De es dankt zijn naam waarschijnlijk
aan de
asgrijze kleur van de schors.
Foto Jan Rood.
De wilde kastanje kom je in onze streken regelmatig
tegen. Oorspronkelijk komt hij uit de Balkan en Klein-Azië en
het eerste exemplaar werd in 1608 in de Leidse Hortus Botanicus
aangeplant. De soort wordt veel aangeplant vanwege zijn sierwaarde en
is goed bestand tegen luchtvervuiling. Hij kan zo’n 250 jaar
oud en zo’n 25 meter hoog worden.
De naam paardenkastanje is afkomstig van het feit dat er een hoefijzervormig
litteken op de tak achterblijft als er een blad afvalt en niet zozeer omdat
paarden de vruchten graag eten, wat meer door varkens en wilde zwijnen gebeurt.
De paardenkastanje wordt nog steeds medicinaal
gebruikt, zoals bij doorbloedingsstoornissen, bloeduitstortingen,
jicht en wintervoeten.
Naast de witte, komt de nauw verwante rode Aesculus carnea ook
veel voor. Dit is een kruising tussen de witte en de Aesculus pavia,
de rode kastanje. De maximale hoogte is zo’n 20 meter. De
bladeren lijken op die van de witte paardenkastanje, maar de
deelblaadjes zijn ruiger en kleiner. De bloemen zijn roze tot rood en
vormen rechtopstaande trossen van 10-20 cm lang. De bolsters zijn
meestal niet stekelig en elke bolster bevat twee tot drie dofbruine,
kleine kastanjes.
De laatste jaren heeft de paardenkastanje met
diverse ziektes te maken waarvan er één veroorzaakt
wordt door de kastanjemineermot waardoor de boom er in de zomer al
uitziet alsof het al volop herfst is.
De es
De es (Fraxinus
excelsior) hoort tot de olijffamilie.
Het is een snelgroeiende loofboom
die overal in Europa voorkomt en tot 40 m
hoog kan worden. Hij is herkenbaar aan onder meer zijn askleurige stam en zijn oneven geveerde blad,
dat uit zeven tot
dertien deelblaadjes bestaat. De purperrode bloempluimen verschijnen
voordat de bladeren uitlopen. De crèmekleurige bloemen
ontwikkelen zich tot gevleugelde nootvruchten die lange tijd in
trossen aan de boom blijven hangen.
Het blad van de es: oneven
aantal deelblaadjes.
Foto Michael Mattner.
De naam es komt waarschijnlijk
vanwege de asgrijze kleur van de schors, maar kan ook afkomstig zijn
van het Griekse woord ask wat speer betekent, omdat de Grieken
essenhout gebruikten voor de vervaardiging van hun speren.
De Latijnse naam Fraxinus excelsior heeft te maken met de hoogte van de boom. Fraxinus
betekent es of lans en excelsior betekent hoger (dan andere bomen).
Er bestaan ruim zestig soorten essen. Van essenhout werden vroeger
wagens en koetsen gemaakt omdat het hard, taai, maar toch elastisch
en buigzaam is. Tegenwoordig wordt het gebruikt voor turntoestellen,
meubels, biljartstokken, stelen voor werktuigen, honkbalknuppels,
parket, trappen.
De lijsterbes
De
lijsterbes is een opvallende boomsoort die je vaak al van een afstand herkent.
Hij zit in het voorjaar vol crèmekleurige bloemen en in
het najaar heeft hij grote hoeveelheden oranjekleurige vruchten. Door de bloesem
in het voorjaar en daarna door de overvloed aan oranje besjes vormt een
lijsterbes vaak een fraai onderdeel van het landschap.
Naast dat je ze in bossen, tuinen en parken vindt, staan ze in het wild soms op
de vreemdste plaatsen. Kijk maar eens uit de trein.
De lijsterbes, een opvallende boom,
dankzij de oranjekleurige besjes.
Foto Jan Rood.
De
winterharde boom is een belangrijke voedselbron voor veel
vogelsoorten zoals de spreeuw en de lijster. Vandaar de Nederlandse
naam. De Latijnse naam is Sorbus aucuparia, wat vogelvangst betekent,
dit omdat de bessen door de Romeinen als lokaas werden gebruikt. De
boom kan een hoogte van zo’n 15 meter bereiken. Typisch is het
geveerde blad: 7 tot 13 lancetvormige zijblaadjes. De lijsterbes bloeit in mei
en de crèmekleurige bloemen geuren sterk en zijn dan ook zeer in trek bij
insecten zoals wespen. De opvallende oranjerode vrucht is in augustus rijp.
Vogels zorgen voor de verspreiding omdat de onverteerbare zaden het lichaam via
de ontlasting weer verlaten. Er zijn wel 100 soorten maar in Nederland en België
is alleen de wilde lijsterbes ingeburgerd.
Zinnebeeldig
staat de lijsterbes voor wijsheid en kracht. Bij de Kelten was het de
toverboom en verder werd de boom van oudsher als een afweermiddel
tegen hekserij beschouwd. Bij de Grieken was hij aan de godin van de
liefde, Afrodite, gewijd. Van
het hout worden meubels, keukengerei en gymnastiektoestellen gemaakt.
De vruchten kunnen ook tot jam worden verwerkt. De lijsterbessen zijn
rijk aan vitamine C en kunnen verwerkt worden tot wijn of sterke
drank.