maart
2020


Goede verlichting belangrijk voor een actieve lifestyle

door Jan Everink

De kwaliteit van de verlichting in de binnenomgevingen waar men regelmatig verblijft kan sterk bijdragen aan het door de jaren heen handhaven van een bewuste en actieve lifestyle. Met de tegenwoordige verlichtingstechniek kan het licht in een interieur optimaal aan de individuele behoefte worden aangepast.

Gevarieerde sfeerverlichting

Belangrijk is om onderscheid te maken tussen de sfeerverlichting en de activiteitenverlichting in een interieur. De sfeerverlichting dient om een aangename esthetische en ruimtelijke beleving te bevorderen. Bij het met licht creëren van een voor het welbevinden optimale visuele omgeving is belangrijk dat meerdere lampen worden toegepast. Hoe meer lichtbronnen des te warmer en mooier kan de ruimte worden. Met een sfeerverlichting die uit meerdere lichtbronnen bestaat kan een aangename ruimtelijke structuur worden gecreëerd. De verschillende lampen zorgen voor helderheidscontrasten in het interieur, hetgeen in verband met de visuele beleving een positief effect heeft.

Als onderdeel van de sfeerverlichting kan ook speciale accentverlichting een belangrijke rol vervullen. Schilderijen komen bijvoorbeeld mooier tot hun recht als er spotlights op schijnen. Ook aan andere bijzondere onderdelen van het interieur kan met accentverlichting extra aandacht worden gegeven.

Lampen kiezen

Een uit meerdere lampen bestaande sfeerverlichting komt tot stand door de lichtstromen van de afzonderlijke lampen. Bij het kiezen van de lampen gaat het vooral om de lichtopbrengst.

De lichtstroom of lichtopbrengst van een lamp wordt uitgedrukt in de eenheid lumen. Bij de tegenwoordige lampen wordt vaak behalve de lichtopbrengst in lumen ook nog het stroomverbruik genoemd van een traditionele gloeilamp met dezelfde lichtopbrengst. Bij een LED-lamp met een lichtopbrengst van 806 lumen en een stroomverbruik van 9 watt staat bijvoorbeeld ook op de verpakking dat de lichtopbrengst overeenkomt met die van een 60 watt gloeilamp.

Behalve de lichtopbrengst van de lampen zijn natuurlijk ook andere factoren van belang, zoals het lamptype, directe of indirecte verlichting, de lichtkleur, de diffusie, het armatuur en de plaatsing. De sfeerverlichting vormt een essentieel onderdeel van de interieurinrichting en is daarom heel persoonlijk. Het gaat er om dat men zelf de betreffende binnenomgeving als comfortabel en mooi ervaart.

Storende luminantie

Door meerdere lampen te plaatsen kan niet alleen aangename visuele structuur aan de omgeving worden gegeven, ook is het dan beter mogelijk om storende luminantie tegen te gaan. De luminantie of lichtsterkte van een lamp is niet alleen afhankelijk van de lichtopbrengst. Lichtbronnen met dezelfde lichtopbrengst kunnen verschillende luminanties hebben. Een factor wat dit betreft is onder meer de grootte van het licht-uitstralende oppervlak; hoe kleiner dit is hoe hoger de luminantie. Ook produceren lampen met een smalle lichtbundel, zoals spotlights, extra hoge luminantie. De ongunstige effecten van te hoge luminantie zijn sterker naarmate men zich dichter bij de lichtbron bevindt.

Zichtbare hoge luminanties kunnen erg storend zijn. Met bijvoorbeeld maar één plafondlamp, die ook nog vrijwel niet afgeschermd is, ontstaat niet alleen een saaie verlichting, ook is de luminantie van zo'n centrale lichtbron vaak veel te hoog. Daardoor kunnen het welbevinden en de visuele prestatie erg worden gehinderd. Ook bij een uit meerdere lichtbronnen bestaande sfeerverlichting moeten storende luminanties worden vermeden. Iemands visuele prestatie (de daadwerkelijk beschikbare visuele mogelijkheden) kan door zichtbare lichtbronnen met te hoge luminantie aanzienlijk achteruit gaan.

Luminantie-hinder beperken

Beperking van storende luminantie kan onder meer worden bereikt door diffusie, het door middel van een mat doorschijnend omhulsel afschermen van de lichtbron. Daardoor wordt het licht-uitstralende oppervlak namelijk groter. Als de lichtbron zich achter diffuus glas bevindt is de luminantie veel minder en in het algemeen niet hinderlijk.

Een andere oplossing tegen storende luminantie is om indirecte verlichting toe te passen. Bij indirecte verlichting wordt de lamp zelf zo afgeschermd dat deze helemaal aan het oog onttrokken is. Het licht schijnt in de richting van een wand of van het plafond, en wordt vandaar teruggekaatst. Omdat het reflectie-oppervlak veel groter is dan de lamp is de uiteindelijke luminantie niet sterk en hinderlijk maar juist aangenaam zacht.

Individuele activiteitenverlichting

Behalve sfeerverlichting is voor een actieve lifestyle doelmatige activiteitenverlichting nodig. Daarvoor moeten in het algemeen lampen met hogere lichtopbrengst worden toegepast dan voor sfeerverlichting. Dat is nodig om een goede verlichtingssterkte te realiseren. Het begrip verlichtingssterkte houdt verband met de lichtsterkte ofwel luminantie maar is niet hetzelfde. De verlichtingssterkte, die wordt uitgedrukt in de eenheid lux, betreft de hoeveelheid opvallend licht. Die is behalve van de lichtopbrengst van de lamp afhankelijk van de afstand tussen de lamp en het verlichte oppervlak. Terwijl hoge luminantie hinderlijk kan zijn is een hoge verlichtingssterkte in het algemeen heel gunstig.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en algemene activiteitenverlichting. Bij individuele activiteitenverlichting wordt een hoge verlichtingssterkte bevorderd door de lichtbron dicht bij het aandachtsgebied te brengen. Hoe dichter een lamp zich bij het te verlichten oppervlak bevindt, hoe hoger de verlichtingssterkte. Een lamp die zich op 50 cm van het aandachtsgebied bevindt levert bijvoorbeeld 16 maal zoveel licht als een even sterke lamp op een afstand van 2 meter.

Welk type lamp voor een persoonlijke activiteitenverlichting het meest geschikt is hangt onder meer af van de soort bezigheden. Bij werkzaamheden die zittend aan een tafel of bureau worden uitgevoerd is een verstelbare hobbylamp of bureaulamp doelmatig. Daarmee kan de verlichting gemakkelijk dicht bij het aandachtsgebied worden gebracht. Als de activiteit in een gemakkelijke stoel wordt verricht is een verstelbare staande leeslamp praktisch.

Verlichtingssterkte en visueel gemak

Met de tegenwoordig beschikbare lampen kan ook in binnenomgevingen een relatief goede verlichtingssterkte worden gerealiseerd. Toch is de verlichtingssterkte met kunstlicht in het algemeen niet ideaal voor het visuele gemak. De ogen zijn namelijk van nature ingesteld voor de buitenomgeving, waar de verlichtingssterktes vaak wel duizenden lux bedragen. Om binnenshuis zo gunstig mogelijke visuele condities te realiseren zouden daar vergelijkbare verlichtingssterktes toegepast moeten worden. [ref. 1] Dat is niet realiseerbaar maar wel zijn zo hoog mogelijke verlichtingssterktes heel bevorderlijk voor het visuele comfort.

Door de Europese Unie zijn met betrekking tot uiteenlopende soorten activiteit normen voor de verlichtingssterkte vastgesteld. Voor algemene ruimtes waar geen visueel werk wordt verricht variëren deze van circa 100 tot 500 lux. Als er wel visuele taken plaatsvinden worden verlichtingssterktes van ongeveer 500 tot 800 lux aanbevolen. Bij het toepassen van zulke normen moet worden bedacht dat deze niet zijn gebaseerd op de biologische eigenschappen van het oog maar op hetgeen technisch en economische mogelijk en haalbaar is.

In het algemeen kan als iemand in een ruimte niet moeiteloos alles goed kan zien, met verhoging van de verlichtingssterkte de visuele prestatie aanzienlijk worden verbeterd. Als het licht storend is komt dat vrijwel nooit door te hoge verlichtingssterkte. Wel kan door andere lichtfactoren hinder optreden.

Verlichtingshinder voorkomen

Met name de al genoemde luminantiehinder kan heel vervelend zijn. Om storende luminantie te voorkomen is onder meer van belang dat bij het gebruik van een hobbylamp, bureaulamp of staande leeslamp de lichtbron zelf niet zichtbaar mag zijn. Het storende effect van hoge luminantie is namelijk extra hinderlijk als de lichtbron zich dicht bij de ogen bevindt. Er moet dus heel goed op worden gelet dat het licht wél op het onderhanden werk maar beslist niet in de ogen schijnt.

Ook moet worden gezorgd dat de lamp niet teveel warmte produceert. Bij een lamp die zich dicht bij het hoofd of de handen bevindt kan men last hebben van de warmte die erdoor wordt afgegeven. Daarom zijn bijvoorbeeld gloeilampen en halogeenlampen voor individuele activiteitenverlichting minder geschikt. Zulke lampen verbruiken niet alleen veel energie, ook verspreiden ze een groot deel van die energie als warmte. Deze lampsoorten zijn overigens steeds minder verkrijgbaar.

Algemene activiteitenverlichting

Het dichtbij het aandachtsgebied brengen van de lichtbron is niet altijd mogelijk. Uiteenlopende activiteiten, zoals koffie zetten, afwassen, stofzuigen en persoonlijke verzorging, vereisen een algemene verlichting waarbij de hele omgeving goed verlicht is. Ook bij diverse gemeenschappelijke activiteiten moet de algemene verlichting niet alleen sfeervol zijn maar ook voor voldoende verlichtingssterkte zorgen.

Dat kan worden bereikt door tijdens de activiteiten de sfeerverlichting plaatselijk sterker te maken. Daartoe kan bijvoorbeeld een plafondlamp met extra hoge lichtopbrengst worden ingeschakeld. Ook is het mogelijk dat van bepaalde tot de sfeerverlichting behorende lampen de lichtopbrengst door toepassing van een dimschakelaar variabel is. Dan kan men deze lampen tijdens activiteiten extra licht laten geven.

Licht aanpassen aan behoefte

Het vermogen tot visuele waarneming, ofwel het gezichtsvermogen, kan van persoon tot persoon aanzienlijk verschillen. Als iemands gezichtsvermogen niet optimaal is dan kan een bril van het juiste type en de juiste sterkte doorgaans veel verbetering brengen. Maar de mogelijkheden tot verbetering zijn daarmee nog lang niet uitgeput. Door de verlichting individueel aan te passen kan de visuele prestatie veelal nog met sprongen omhoog gaan.

Als het gezichtsvermogen door ouderdom of een andere oorzaak niet optimaal is kan door verhoging van de verlichtingssterkte vaak enorme verbetering worden bereikt. Oudere mensen hebben volgens de CIE (Commission Internationale de l'Eclairage) voor eenvoudige visuele activiteiten vijf keer zoveel licht nodig als jongeren. [ref. 2] Dus voor een activiteit die door een jong iemand moeiteloos bij 300 lux kan worden verricht heeft een oudere persoon 1500 lux nodig.

Mensen met een minder goed gezichtsvermogen lijken soms voor uiteenlopende activiteiten geen belangstelling meer te hebben. Zodra wordt aangetoond dat de visuele prestatie door goede verlichting sterk verbeterd kan worden, zal de interesse voor een actieve lifestyle vaak weer snel opleven.

Referenties:

1. J.W. Favié et al: "Verlichting"; Uitgeversmaatschappij Centrex, Eindhoven, 1961.

2. J. van Hoof en A.M.C. Schoutens: "Verlichting voor de ouderen in de samenleving"; https://degezondheidsblog.nl, 26 september 2015.