november
2013

Beeldend kunstenaar en auteur
 Jan Rood woont en werkt
 in Amsterdam

Kleurige vogels in Nederland

door Jan Rood

Nederland wordt vaak als nogal kleurloos beschreven maar dat is niet terecht. In gewone Nederlandse stads- en natuuromgevingen zijn soms mooie vogels met prachtige kleuren te zien. Ook zonder urenlang geduldig in een vogelkijkhut te zitten kan je het plezier van het vogels kijken ervaren.


Veel kleurvariëteiten

In vroeger tijden, toen de mensen nog niet zo veel ophadden met de natuur, heetten vogels in de bomen sijsjes en op het water drijfsijsjes. Dat vormde toen zo’n beetje het grove onderscheid. Zelf vond ik Nederland vroeger een nogal grauw land wat onder andere tot uiting kwam in de weinige kleurnuances van de straten en gebouwen. Ook in de natuur voerden kleuren als bruin en grijs de overhand, zoals dat bij bomen (met name in de winter) en dieren als paarden, schapen, konijnen en mussen te zien is.

Later nuanceerde ik mijn beeld en toen ontdekte ik dat Nederland zowel in cultuur als natuur wel degelijk veel kleurvariëteiten kent, met name toen ik me in de flora en fauna begon te interesseren. En om daar wat voorbeelden van te geven wil ik er bij deze een 5-tal vogels uitlichten die je regelmatig in Nederland kunt zien en die, naar mijn idee, exotische, haast on-Nederlandse kleuren hebben, zoals: de ekster, de grote bonte specht, de staartmees, de halsbandparkiet en de ijsvogel.


De ekster

De ekster (Pica pica) is een vrij grote vogel (42-50 cm). In eerste indruk is hij zwart-wit maar hij heeft daarnaast een grote schakering aan groenblauwe metallic-kleuren. Het woord ekster komt van haexter, dat als grondvorm ago en eg heeft, wat scherpe kant betekent en wat op zijn scherpe staart of snavel kan duiden.

In de vlucht kun je hem duidelijk herkennen aan zijn fladderende vlucht en lange, ruitvormige staart. Op de grond hipt de ekster, dit in tegenstelling tot andere kraaiachtigen, die rondstappen. Het is een alleseter en zijn voedsel bestaat voornamelijk uit wormen, insecten, aas en afval. In de winter eet hij voornamelijk vruchten en zaden. Hij bouwt zijn rommelige nest van takken, planten, afval en aarde meestal in een boom en de ingang ervan bevindt zich dan aan de zijkant.

Vroeger werd de ekster als een heksen- en ongeluksvogel beschouwd en werd er aan zijn aanwezigheid rampspoed toegedicht. Ook kennen we “stelen als een ekster”. Dit waarschijnlijk vanwege zijn grote nieuwsgierigheid en impuls om alles te onderzoeken en zijn voedsel vaak uit metaalachtige, gekleurde kevers bestaat.


De grote bonte specht

De grote bonte specht (Dendrocops major) is met een lengte van 20 tot 26 centimeter een vrij grote vogel, bovenop zwart en wit van onder. Hij heeft grote, ovale witte schoudervlekken, een rode anaalstreek en een rechte, puntige snavel. De herkomst van het woord specht is onduidelijk, maar is mogelijk verwant aan het Latijnse picus (spits zijn). Ze komen veel voor in parken, bossen en tuinen. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en zaden en ze roffelen op de boombast om de insecten eruit te krijgen.

De grote bonte specht is aangepast op een leven in de bomen en zijn tenen zijn zo geplaatst dat de vogel gemakkelijk verticaal kan klimmen. De staart wordt tijdens het klimmen als steun gebruikt. Hij nestelt in boomholtes die hij daarvoor uithakt. Het geluid wat hij maakt is een schelle “tsiek” en zijn vlucht is diep golvend.


De halsbandparkiet

De halsbandparkiet (Psittacula krameri) is een echte exoot. Het is een uit gevangenschap ontsnapte papegaaiachtige, opvallend groen gekleurde, grote vogel (circa 42 cm) met een lange, puntige staart en een rode snavel. De mannetjes hebben de karakteristieke rode halsband. De roep is een luid kie-kie.

Oorspronkelijk is hij afkomstig uit noordelijk India. In Nederland zie je hem voornamelijk in de grote steden waar ze soms enorme troepen kunnen vormen. De vogels zijn monogaam en holenbroeders, waarbij ze soms van oude nesten van spechten en boomklevers gebruik maken. Ze leven van zaden en fruit en wat betreft hun leefgebied hebben ze een voorkeur voor verstedelijkte en meer open gebieden zoals parken en tuinen en vermijden ze dichte bossen.


De staartmees

De staartmees (Aegithalos caudatus) is zo’n 13-14 cm groot en is een bolvormig, zwart, wit en roze gekleurd vogeltje met een opvallend lange staart waaraan het dan ook zijn naam te danken heeft. Qua Nederlandse etymologie kan het woord mees samenhangen met de Oudhoogduitse naam meisa wat “iel” betekent. Alle mezensoorten zijn namelijk klein van stuk, al behoort de staartmees niet tot de familie van echte mezen.

Het is een druk, acrobatisch vogeltje wat altijd in troepen van zo’n 20-50 stuks leeft. Ze houden dan met een hoog shrie-shrie onderling contact met elkaar. Het is een buitengewoon leuk en mooi vogeltje om te zien. Ze bouwen bolvormige nesten met de ingang aan de voorzijde en komen in bosrijke omgevingen, struikgewas, op bouwland en soms in parken en tuinen voor.


De ijsvogel

De ijsvogel (Alcedo atthis) is een prachtig gekleurd vogeltje (15-16 cm) met een overwegend blauwe kleur waaraan hij naar alle waarschijnlijkheid zijn Germaanse naam “Eisenvogel” (ijzeren vogel) dankt. Dit omdat zijn metaalblauwe rugkleur overeenkomt met die van ijzeren voorwerpen. Later werd het ijsvogel vanwege zijn gedrag bij een wak te zitten in de hoop een visje te vangen.

Het is een waterminnende vogel en hij komt dan ook bij traag stromende beken, rivieren en meren voor. Met zijn blauwe en oranje kleur en grote spitse snavel is het een opvallende vogel, maar hij is ook erg schuw en laat zich weinig zien. Vaak zie je hem dan als een blauwe flits. Hij vangt ook visjes door vanaf een laaghangende tak met zijn kop vooruit in het water te duiken. IJsvogels maken hun nest in een zogenaamde broedwand. De laatste twee relatief strenge winters hebben het aantal ijsvogels in Nederland flink gedecimeerd.