Schadelijke effecten van psychiatrische medicijnen door veel onderzoek aangetoond

door Jan Everink

juni 2010

Mensen met psychische moeilijkheden worden steeds vaker gezien als patiënten en met psychiatrische medicijnen ofwel psychofarmaca behandeld. Het gebruik van deze middelen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen en nog steeds stijgende.
Inmiddels is door veel onderzoek bekend geworden dat psychofarmaca op lange termijn heel vaak geen verbetering maar juist verslechtering van de psychische conditie veroorzaken. Toch mag men niet plotseling met het gebruik stoppen; dat moet geleidelijk en onder medische begeleiding gebeuren.


Psychische medicalisering

Er is tegenwoordig een ontwikkeling gaande die kan worden aangeduid als psychische medicalisering, het beschouwen van psychische moeilijkheden als ziektes die met medicijnen behandeld kunnen worden. Deze trend houdt verband met de hedendaagse opvatting in de psychiatrie dat psychische problemen worden veroorzaakt door afwijkingen in de hersenen. In de mainstream-psychiatrie ziet men de mens als niets anders dan een complexe chemische machine, een onbezield object dat willoos reageert op signalen uit de omgeving. In de psychiatrie lijkt men niet bekend te zijn met de belangrijke kennis die door grote geestelijke leiders aan de mensheid is geschonken. Als een psychiater bijvoorbeeld de leer van Boeddha had bestudeerd dan zou hij psychische stoornissen niet definiëren als afwijkingen ten opzichte van “normaal“.

Het als normaal beschouwde leven van de mens is geenszins normaal, leerde Boeddha, maar wordt gekenmerkt door dukkha, ofwel onnodig lijden. Daarom kan ieder mens spiritueel groeien in de richting van een staat van verlichting, waarbij het leven vrijer en gelukkiger is.

In de psychiatrie lijkt men echter de conditie van dukkha tot norm te hebben gemaakt. Psychische stoornissen worden beschreven in termen van afwijkingen van “normaal” gedrag. Iemand die niet voldoet aan het psychiatrische beeld van de normale mens loopt grote kans te worden geëtiketteerd met een pseudo-medische term die niets verduidelijkt maar wel suggereert dat er sprake is van ziekte.


Moleculair-biologische psychiatrie

De ontdekkingen van Sigmund Freud raken in de hedendaagse psychiatrie steeds meer op de achtergrond. Freud had aangetoond dat psychische moeilijkheden meestal te maken hebben met verstoringen in het onderbewustzijn. Bij de door Freud geïntroduceerde psychotherapie probeert men de patiënt te helpen om zijn psychische problemen door bewustwording te overwinnen.


Psychische medicalisering: mensen met psychische problemen worden steeds vaker beschouwd als patiënten
en met medicijnen behandeld.
Foto iStockPhoto

In de tegenwoordige mainstream-psychiatrie kiest men echter een geheel andere koers. Men streeft naar een fysiologisch georiënteerde pathologie zoals die ook in de lichamelijke geneeskunde wordt toegepast. Psychische problemen wil men toeschrijven aan biologische afwijkingen op moleculair niveau in de hersenen. Maar in de psychiatrie wordt niet zoals in de echte geneeskunde pas een diagnose gesteld als de werkelijke biologische oorzaak bekend is. Dat is natuurlijk ook onmogelijk want psychische problemen worden vrijwel nooit door hersenafwijkingen veroorzaakt.

Er wordt veel research gedaan om alsnog een verband te vinden tussen psychische condities en genetische codes in het DNA. In de moleculair-biologische psychiatrie is men kennelijk ook niet op de hoogte met de resultaten van de epigenetica, de nieuwe wetenschap die opkwam toen duidelijk werd dat de genen veel minder invloed hebben op het lichamelijk en psychisch functioneren dan men aanvankelijk meende. Toen in 1953 de structuur van het DNA werd ontdekt dacht men dat het DNA een soort bouwtekening was, de drager van alle informatie over iemands erfelijke eigenschappen, maar tegenwoordig weet men dat het DNA veel meer lijkt op een gereedschapskist. Hoe deze gereedschapskist wordt gebruikt wordt bestudeerd in de epigenetica.

De erfelijke eigenschappen blijken slechts voor een klein deel te worden bepaald door het DNA en veel meer door het zogenoemde fylogenetische geheugen, dat bij ieder mens in het onderbewustzijn aanwezig is. De evolutie vindt niet alleen plaats via het DNA maar ook via dit omvangrijke niet-lichamelijke geheugen. De individuele mens gebruikt bij zijn ontwikkeling zowel de genetische code in het DNA als de ervaringen en vaardigheden in zijn fylogenetische geheugen.


Psychische eigenschappen niet in de genen

Het fylogenetische geheugen is onderdeel van het onderbewustzijn zoals dat door Freud en anderen is beschreven. Maar in de mainstream-psychiatrie bestaat het onderbewustzijn niet en gaat alle aandacht naar vermeende neurobiologische oorzaken voor psychische problemen. Men blijft uitgaan van de irrationele veronderstelling dat menselijke gedrag, of dit nu normaal of afwijkend is, geheel wordt bepaald door biochemische factoren.

In zijn in 2008 verschenen boek “Brain-Disabling Treatments in Psychiatry” (Springer Publishing Company, New York, 2008) constateert Peter Breggin, een alternatieve psychiater die afwijzend staat tegenover de mainstraim-psychiatrie, dat er ondanks jarenlange research niet is vastgesteld dat psychische moeilijkheden in veel gevallen door een genetisch of biologisch defect worden veroorzaakt. Pas nadat patiënten psychiatrische drugs hebben gekregen kunnen er verstoringen in hun hersenen worden gevonden. Breggin schreef ongeveer 20 boeken en vele wetenschappelijke artikelen, en zijn inzichten hebben al veel aandacht in de media gekregen. Meer informatie over zijn persoon en werk is te vinden op zijn website www.breggin.com.

Dat psychische moeilijkheden blijkens veel onderzoek niets te maken hebben met fouten in de hersenwerking weerhoudt de mainstream-psychiatrie er niet van om toch in die richting verder te zoeken. Er wordt veel tijd en geld besteed aan wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke afwijkingen in het DNA of het zenuwstelsel die in verband gebracht kunnen worden met psychische problemen.


Boek “Brain-Disabling Treatments in Psychiatry”

Zo wordt in Nederland sinds 2004 in het kader van NESDA (Nederlandse Studie naar Agressie en Angst) van circa 2850 proefpersonen allerlei informatie verzameld. Onder meer worden gen-expressie-profielen en hersenstructuren onderzocht in relatie tot depressie- en angststoornissen. Dergelijke research kan natuurlijk nooit belangrijk resultaat opleveren want men zoekt in de verkeerde richting. Een opmerking die in de rapportering van de neurobiologische psychiatrie-research dan ook doorgaans niet ontbreekt is dat helaas nog heel veel onduidelijk is en er dus meer geld beschikbaar moet komen voor verder onderzoek.


De werking van psychofarmaca

De farmaceutische industrie en de psychiatrie hebben elkaar gevonden in de "wetenschap" van de psychofarmacologie. De aanpak is om mensen met psychische moeilijkheden een psychiatrisch etiket op te plakken en vervolgens lichaamsvreemde medicijnen, zogenoemde psychofarmaca, voor te schrijven. Aangezien psychische stoornissen vrijwel nooit worden veroorzaakt door hersenafwijkingen is begrijpelijk dat deze middelen de psychische conditie niet echt verbeteren. Maar ook in de uitzonderlijke gevallen dat er wél een neurobiologische oorzaak een rol speelt zal de patiënt door het gebruik van psychofarmaca niet echt beter worden.

In zijn genoemde boek beschrijft Peter Breggin wat psychofarmaca namelijk werkelijk doen: het mentale functioneren verder verstoren, waardoor sommige acute symptomen tijdelijk minder worden terwijl de algehele psychische conditie juist achteruitgaat. Het algemene werkingsprincipe van de in de moleculair-biologische psychiatrie toegepaste medicijnen blijkt te zijn dat deze door aantasting van de hersenwerking mentale condities veroorzaken die lijken op verbeteringen maar in feite verslechteringen zijn.

Door het gebruik van psychofarmaca wordt bovendien de zelfperceptie verstoord, met als gevolg dat de gebruiker van deze middelen niet merkt hoe ze hem psychisch aantasten en zelfs meent dat het beter met hem gaat.


Schade door compensatie-aanpassingen

Giftige ofwel lichaamsvreemde substanties worden door het lichaamssysteem niet als voeding herkend en veroorzaken ontgiftingsreacties: het organisme probeert de schadelijke stof zo snel mogelijk uit het lichaam te verwijderen. Als dat niet lukt probeert het organisme door compensatie-aanpassing te zorgen dat het effect van de giftige stof teniet wordt gedaan. De hersenen gaan dus door het gebruik van psychofarmaca op twee manieren abnormaal functioneren, door de toegediende drug zelf en bovendien door de compensatie-aanpassingen die plaatsvinden.

De door sommige psychofarmaca veroorzaakte compensatie-ontregeling kan zeer ernstig zijn, zo is in het boek van Breggin te lezen. Onder meer de door veel mensen gebruikte benzodiazepines, die onder diverse namen in de handel zijn als middelen tegen onrustgevoelens, angsten en slaapproblemen, kunnen verschillende stoornissen veroorzaken. Als met het gebruik wordt gestopt kan de compensatie-aanpassing leiden tot onder meer gejaagdheid, overmatige bezorgdheid en neiging tot ongeremd gedrag.


Pas op voor psychiatrische etikettering

Omdat men er in de psychiatrie ondanks veel onderzoek niet in slaagt om neurobiologische oorzaken voor psychische stoornissen te vinden is men er toe overgegaan om ziektebeelden op grond van gedragssymptomen te definiëren, door het maken van afspraken. Een aantal psychiaters stelt in overleg vast welke gedragskenmerken bepalend zullen zijn voor een nieuw bedacht ziektebeeld.

De APA (American Psychiatric Association) heeft onlangs een voorlopige nieuwe versie uitgebracht van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). De bedoeling is dat de definitieve versie van deze catalogus van tot ziektes verklaarde gedragspatronen in 2013 uitkomt. Deze nieuwe lijst van psychiatrische ziektebeelden, de DSM-V, is nog uitgebreider dan de tegenwoordige versie.

Veel van deze ziekte-aanduidingen doen niets anders dan een pseudo-medische term verbinden aan gedrag dat afwijkt van de psychiatrische norm voor “normaal”. Psychiatrische diagnoses brengen dan ook vrijwel nooit meer duidelijkheid want er is meestal geen relatie tussen de ziektenaam en de oorzaak van de moeilijkheden. Door het psychiatrische etiket is de betreffende persoon echter wél officieel patiënt zodat vervolgens het voorschrijven van psychofarmaca als een normale oplossing kan worden beschouwd.

In het bijzonder bij kinderen kan het benoemen van gedragsproblemen met een psychiatrische ziektenaam een zeer ongunstige ontwikkeling in gang zetten, zo blijkt uit het boek van Peter Breggin. De moeilijkheden krijgen doordat ze als een te bestrijden ziekte worden beschouwd steeds meer nadruk terwijl de positieve kwaliteiten van het kind worden veronachtzaamd.

Een opvallend voorbeeld van de opmars van pseudo-medische terminologie in de psychiatrische diagnostiek is de “ziekte” ADHD (Attention-Deficit Hyperactivity Disorder). Daarvan wordt vaak gesuggereerd dat het om een hersenaandoening gaat waaraan veel mensen, vooral kinderen, zouden lijden. Volgens Fred Baughman, een neuroloog en wetenschapper die echte aandoeningen heeft ontdekt en beschreven, bestaat er geen hersenziekte ADHD en zelfs helemaal geen psychische stoornis ADHD. Baughman schreef het boek “The ADHD fraud; how psychiatry makes ‘patients’ out of normal children” (Uitg. Trafford Publishing, 2006). Daarin onderbouwt hij het ontstellende feit dat miljoenen kinderen die als ADHD-patiënt zijn gediagnosticeerd psychiatrische medicijnen krijgen tegen een niet-bestaande ziekte. Ook door andere auteurs is vastgesteld dat ADHD een pseudo-medische term zonder reële betekenis is.


Opmars psychosociale screening

Als een kind aandachtsproblemen heeft dan is het zinvol om in de omgeving van dat kind te zoeken naar factoren die ongunstig zijn voor zijn persoonlijke ontwikkeling. De diagnose zou niet op het kind maar op de situatie betrekking moeten hebben. Een mogelijke oorzaak van aandachtsproblemen en hyperactiviteit kan bijvoorbeeld zijn dat het kind op school te weinig aandacht en respect van de onderwijzer krijgt. In plaats van over ADHD zou volgens Peter Breggin in dat geval beter gesproken kunnen worden over TADD (Teacher Attention-Deficit Disorder).

In zijn boek signaleert Peter Breggin ook de opkomst in de VS van de psychosociale screeningprogramma’s op scholen. Dat is nu ook al in Nederland begonnen. Breggin waarschuwt dat door de verdere opmars van psychosociale screening er nog miljoenen meer kinderen tot levenslange druggebruikers worden gemaakt.

Bij psychische moeilijkheden kunnen persoonlijke aandacht, communicatie en goede begeleiding vrijwel altijd aanzienlijk doeltreffender zijn dan het stellen van een psychiatrische diagnose en behandeling met psychofarmaca. Breggin verwijst in zijn boek naar uitgebreide literatuur betreffende drugsvrije hulp bij meer of minder ernstige psychische problemen.


Geleidelijk en onder begeleiding stoppen

Dat de effecten van psychofarmaca aanvankelijk als verbeteringen ervaren kunnen worden is omdat ze de gebruiker op korte termijn “normaler” maken, dat wil zeggen meer in overeenstemming met een hedendaagse norm die vanuit de psychiatrie in de samenleving is doorgedrongen. Een “normaal mens” is volgens deze norm een passieve aangepaste persoon met weinig initiatief.

Als de door psychofarmaca veroorzaakte effecten ernstiger worden dan in de bedoeling lag, blijkt duidelijk dat dit in feite toxische verstoringen en geen therapeutische verbeteringen zijn. Er kunnen dan psychische condities als apathie, manie (verwarde opgewonden dadendrang) en onrealistisch gevoel van welbevinden optreden. De toxische effecten van psychiatrische drugs worden door de behandelende psychiater echter meestal niet als zodanig herkend. Breggin evalueerde veel gevallen van door psychofarmaca veroorzaakte psychische achteruitgang waarbij de behandelaar de verslechtering toeschreef aan de mentale conditie van de patiënt.

Maar het komt vaak voor dat de patiënt zelf en zijn familie op een dag tot het inzicht komen dat het psychiatrische middel erger is dan de kwaal. Plotseling er mee ophouden kan echter gevaarlijk zijn. De hersenen moeten zich namelijk herstellen van de aangebrachte schade en dat kan heel moeilijk zijn en weken, maanden of zelfs jaren duren. Ontwenning moet geleidelijk en onder medische begeleiding plaatsvinden. Peter Breggin geeft in zijn genoemde boek belangrijke tips voor het begeleiden van mensen die met het gebruik van psychiatrische drugs willen ophouden. Vermeldenswaard zijn ook de tips over stoppen met psychofarmaca op de website van MeTZelf (Vereniging voor Medische en Therapeutische Zelfbeschikking). Onder meer wordt geadviseerd om onder begeleiding van de huisarts heel geleidelijk en met kleine stapjes af te bouwen, en voor steun en signalering van mogelijke gevaarlijke ontwikkelingen dagelijks contact te hebben met een familielid of goede vriend. Verder is het belangrijk om gezond te eten en regelmatig aan rustige lichaamsbeweging te doen.

De beste oplossing is natuurlijk om alle ontwenningsmoeilijkheden te vermijden door nooit met psychofarmaca te beginnen.