Metafysica gaat in Hindoeïsme altijd samen met zelfrealisatie

door Jan Everink

september 2003

Terwijl de Westerse metafysica vooral gericht is op het verkrijgen van intellectueel begrip betreffende de uiteindelijke hoedanigheid en oorzaak van de werkelijkheid ligt in het Hindoeïsme de nadruk op het streven naar een hoger bewustzijn.
Een belangrijk inzicht van de hindoeïstische metafysica is namelijk dat in het verstand van vrijwel iedereen ideeën en denkgewoonten aanwezig zijn die het verkrijgen van ware metafysische kennis belemmeren. Het overwinnen van deze belemmeringen is slechts mogelijk door verhoging van het bewustzijnsniveau.


Wat is metafysica?

Iedere wetenschap is gebaseerd op fundamentele zekerheden die binnen de betreffende wetenschap als vanzelfsprekend gelden en daarom niet nader worden onderzocht.

Ook de natuurwetenschappen zijn gebaseerd op zulke fundamentele aannames waarover niet wordt nagedacht en die niet ter discussie staan. Zo wordt bijvoorbeeld zonder meer aangenomen dat onze waarnemingen registraties zijn van een onafhankelijk van onszelf bestaand fysisch universum.

Metafysica is de wetenschap die als fundamentele zekerheid alleen de onmiddellijke ervaring in het hier-en-nu erkent. Door uitsluitend de evidentie van de hier-en-nu werkelijkheid zonder meer als een zekerheid aan te nemen kan de metafysica zoeken naar antwoorden op fundamentele vragen. Door alle zekerheden die eigenlijk onbewuste conclusies zijn te verwerpen kunnen vervolgens door onderzoek van de hier-en-nu realiteit nieuwe fundamentele uitgangspunten worden geformuleerd.


Metafysisch vocabulaire

Metafysische teksten vragen van de lezer om op een andere manier te denken dan hij gewend is. In de moderne wereld hebben de natuurwetenschappen veel gezag en dat heeft geleid tot een sterk geloof in de materie. Natuurwetenschappelijke kennis wordt door velen als onaantastbaar beschouwd.

Omdat de metafysica uiteenlopende materialistische zekerheden niet zonder meer erkent is voor veel mensen het woord metafysisch synoniem met irrationeel. Deze weerstand tegen metafysische teksten heeft ook te maken met het feit dat het Nederlands, en de moderne talen in het algemeen, tekort schieten wat het metafysische vocabulaire betreft. Dat heeft ertoe geleid dat metafysische essays vaak onduidelijk zijn.

De Westerse talen kennen voor uiteenlopende belangrijke metafysische concepten geen woorden. Die moeilijkheid kan worden opgelost door als auteur woorden te lenen uit het Sanskriet, een taal waarin al duizenden jaren geleden uitvoerig over metafysische onderwerpen werd geschreven. Niet alleen het vocabulaire maar ook deze oude kennis als zodanig is voor de hedendaagse metafysica van belang.


Zelfrealisatie essentieel

De oudste metafysische kennis is te vinden in de Veda's, de duizenden jaren oude boeken die tezamen de bronnen van de Hindoe-religie vormen. Ook zijn in de loop der tijd veel boeken geschreven op basis van en over de Veda's en ook deze teksten bevatten waardevolle inzichten. Heel belangrijk zijn onder meer de werken van de hindoeïstische filosoof Sankara die leefde van 788 tot 820.

Bij het lezen van hindoeïstische teksten moet echter worden bedacht dat metafysische kennis en metafysisch inzicht in het Hindoeïsme zeer persoonlijk zijn. Schriftelijk vastgelegde kennis kan de individuele geest helpen om metafysische kennis te verwerven maar vormt daarbij toch slechts een hulpmiddel. Uiteindelijk gaat het niet om kennis in de gewone zin van het woord maar om adhyatma vikasa ofwel zelfrealisatie. Hindoeïstische metafysica gaat samen met het streven naar een hoger bewustzijnsniveau. Automatische denkgewoonten die het verkrijgen van ware metafysische kennis belemmeren kunnen door het bereiken van een hoger bewustzijnsniveau worden overwonnen.


Purusha en prakriti

Iemand met interesse voor metafysica moet allereerst inzien dat uiteenlopende zekerheden die in het dagelijkse leven doorgaans niet worden betwijfeld bij nadere beschouwing helemaal niet zo zeker zijn. De enige absolute zekerheid is de hier-en-nu ervaring.

In het hier-en-nu is een denkende en waarnemende realiteit enerzijds en een waargenomen realiteit anderzijds aanwezig. De denkende en waarnemende realiteit wordt in het Hindoeïsme purusha en de waargenomen werkelijkheid prakriti genoemd. Purusha is de spirituele essentie. Prakriti is de objectieve wereld van ruimte, materie en tijd. De geest beschouwt de waargenomen wereld, de prakriti, als niet-ik.

De individuele purusha is de Atman, de onsterfelijke geest, die in de christelijke religie als de ziel wordt aangeduid. Maar de Christen spreekt veelal over "mijn ziel" en de Hindoe zegt "ik, de Atman". Het hindoeïstische taalgebruik is juister want de Atman is inderdaad de essentie van de persoon, degene naar wie het woord "ik" uiteindelijk verwijst.

In de Westerse wereld is het materialisme wijd verbreid en dat heeft grote invloed op het taalgebruik gehad. Omdat de Westerse mens zijn zekerheden ontleent aan de natuurwetenschappen hebben vrijwel alle woorden een materialistische betekenis gekregen. Zo wordt met het woordje "ik" vaak het eigen lichaam in plaats van het denkende en waarnemende subject aangeduid.

De hindoeïstische metafysica neemt niet de materiële werkelijkheid maar de door het denkende en waarnemende subject als evident ervaren eigen spirituele aanwezigheid als uitgangspunt.


Bewustzijn en ruimte

De Atman, het denkende, ervarende en beschouwende "ik", kan méér of minder aanwezig zijn. In een toestand van bewusteloosheid en in droomloze slaap bestaat voor de Atman geen akasha ofwel ruimte. Het Sanskriet-woord akasha kan worden vertaald met ruimte, maar er is een groot verschil tussen akasha en het begrip ruimte zoals dit in de natuurwetenschappen wordt opgevat. In het Hindoeïsme hebben ruimte en bewustzijn alles met elkaar te maken.

De hoeveelheid voor de Atman beschikbare akasha, ofwel de bewustzijnsomvang, blijkt toe te nemen naarmate hij meer aandacht heeft voor zijn omgeving. Als iemand 's ochtends wakker wordt neemt zijn bewustzijn doorgaans snel tot een zekere omvang toe. De Atman begint dan weer voor zichzelf een hier-en-nu werkelijkheid te creëren. Welke omvang het bewustzijn daarna in de loop van de dag bereikt is voor iedereen verschillend. Ook is de bewustzijnsomvang, ofwel het bewustzijnsniveau, gedurende de dag niet steeds gelijk.

Bij een hoog bewustzijnsniveau is de hier-en-nu werkelijkheid uitgebreid; bij een laag bewustzijnsniveau merkt iemand nauwelijks wat er om hem heen gebeurt. De Atman streeft meestal naar een zo hoog mogelijk bewustzijnsniveau maar er zijn wat dit betreft altijd tegenwerkende factoren aanwezig.


Werkelijkheid is niet-dualistisch

De Atman beschouwt zichzelf als separaat van de waargenomen werkelijkheid, maar deze scheiding verdwijnt bij het bereiken van een zeer hoog bewustzijnsniveau. De scheiding tussen waarnemend en ervarend subject enerzijds en objectieve werkelijkheid anderzijds is kunstmatig. De werkelijkheid in zijn totaliteit is advaita ofwel niet-dualistisch. Onder meer door Sankara is het belang van deze waarheid benadrukt. De waargenomen werkelijkheid is een illusie in het bewustzijn van de Atman, en er bestaat uiteindelijk geen andere werkelijkheid dan deze illusie, die in het Hindoeïsme maya wordt genoemd.

Dit inzicht is ook verwoord door de verlichtingsfilosoof George Berkeley. Hij betoogde in 1710 dat er geen wezenlijk verschil is tussen zintuiglijke perceptie-beelden enerzijds en voorstellings-, droom- en herinneringsbeelden anderzijds. Het enige verschil is dat de perceptie-beelden in het algemeen samenhangender en bij de meeste mensen duidelijker en levendiger zijn.

"Dit neemt niet weg," schrijft Berkeley, "dat onze gewaarwordingen, al zijn ze nog zo helder en duidelijk, in elk geval toch bewustzijns-inhouden zijn, dat wil zeggen, ze bestaan in de geest of worden door deze ervaren, even zeker als de door de geest zelf gevormde voorstellingen." ( Verhandeling betreffende de Grondslagen der Menselijke Kennis )


Universum als communicatie-kanaal

Aan het theoretische inzicht dat alles wat we waarnemen slechts maya is kunnen echter geen praktische consequenties worden verbonden. Het ontkennen van de echtheid van de waargenomen werkelijkheid is vaak een poging tot wegvluchten uit die werkelijkheid, een vlucht die niet tot een hoger bewustzijnsniveau leidt. Het willen benadrukken dat alles slechts maya is heeft meestal te maken met het feit dat de werkelijkheid minder onplezierig of bedreigend lijkt als alles "slechts" een illusie is.

Erkenning van de realiteit van de materiële werkelijkheid is zelfs een voorwaarde voor vooruitgang op de weg naar zelfrealisatie.

Het materiële universum bestaat voor alle praktische doeleinden en ook voor het streven naar verlichting daadwerkelijk, en zowel het eigen lichaam als de lichamen van andere geesten verblijven in dit ene gemeenschappelijke universum. Via onze materiële lichamen kunnen we met elkaar communiceren. Met name het vermogen tot taalgebruik, tot het geven en ontvangen van verbale mededelingen, is daarbij heel belangrijk.

Uitwisseling van ideeën met andere geesten versterkt de spirituele zekerheid van de Atman. Door met andere geesten in communicatie te treden wordt de Atman zich méér bewust van het feit dat Brahman, de bron van alle spiritualiteit, niet alleen in hemzelf maar ook in anderen werkzaam is.


Shakti, de goddelijke energie

Hoewel de naar verlichting strevende Atman in het algemeen het bestaan van de materiële werkelijkheid praktisch gesproken niet ontkent is de materiële werkelijkheid voor hem minder belangrijk dan voor de gemiddelde Westerse mens. De moderne mens is veelal sterk onder de indruk van de enorme krachten in het materiële universum.

De natuurwetenschappen hebben aangetoond dat in het materiële universum onvoorstelbaar grote krachten werkzaam zijn. De gehele materiële structuur van subatomaire deeltjes, atomen en moleculen wordt door grote krachten bij elkaar gehouden. In feite bestaat alle materie in het universum uit "gevangen" energie.

Maar al deze energie is spiritueel van oorsprong want uiteindelijk is er maar één soort energie en dat is spirituele ofwel goddelijke energie. Deze spirituele energie, die in het Hindoeïsme shakti wordt genoemd, is er in verschillende soorten en bij een hoger bewustzijn is de Atman meer en meer in staat om deze verschillende soorten spirituele energie te gebruiken.

De natuurwetenschappen erkennen uitsluitend de vormen van energie die in het materiële universum een rol spelen. Verschillende spirituele energieën zijn voor de Atman echter niet minder reëel dan deze materiële energie. Voor het creëren van gedachten gebruikt de geest bijvoorbeeld "denkmaterie", die wordt gevormd uit een bepaalde soort spirituele energie, in het Sanskriet chitta genaamd. Ook bij het waarnemen van de materiële omgeving speelt spirituele energie een rol. Verder bestaat er een spirituele energie met gezondmakende eigenschappen die in het Sanskriet prana wordt genoemd. Bij het streven naar een hoger bewustzijn gaat het er onder meer om de verschillende vormen van spirituele energie met zekerheid en doelmatigheid te kunnen toepassen.

Hindoeïstische metafysica leidt niet alleen tot theoretische kennis en beter begrip over de fundamentele aard van alles wat bestaat. Metafysica gaat in het Hindoeïsme samen met zelfrealisatie, met het streven naar een geestestoestand met meer mogelijkheden en grotere vrijheid.


De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door Bureau Everink te Almere
Copyright © 2003  Jan Everink