Het Boeddhisme: een achtvoudige route naar verruiming van het bewustzijn

door ing. Jan Everink

Boeddha werd in het midden van de zesde eeuw voor Christus in het noorden van India geboren in het koninklijke geslacht der Sjakya's. Hij wordt ook wel Sjakyamoeni, dat wil zeggen "de heilige uit het geslacht der Sjakya's", genoemd.
Het Boeddhisme was als levensfilosofie voor iedereen in zijn tijd begrijpelijk en toepasbaar, hetgeen ertoe heeft bijgedragen dat deze religie zich in relatief korte tijd over heel India kon verspreiden. Ook in andere landen kreeg het Boeddhisme vele aanhangers. Dankzij de opkomst en verspreiding van het Boeddhisme nam de vrede en leefbaarheid in de toenmalige wereld enorm toe.


Een religie voor iedereen

Boeddha brak met verschillende heersende gewoontes in zijn tijd en was desondanks, of juist daardoor, als geestelijk leraar buitengewoon succesvol. Hij was geen revolutionair in die zin dat hij de maatschappij-structuur omver wilde werpen, maar hij trok zich weinig van de toentertijd bestaande strenge hiërarchie in de samenleving aan, en zei dat zijn Achtvoudige Pad voor iedereen tot een staat van verlichting kon leiden.

De levensfilosofie en moraal van Boeddha waren relatief eenvoudig te begrijpen, ook voor de ongeschoolde mensen uit de lagere kasten. De in gewone woorden van het dagelijkse leven verkondigde route bleek inderdaad voor zijn leerlingen tot een stabiele gelukkiger geestesgesteldheid te leiden. 

Zijn voor iedereen begrijpelijke en toepasbare levensfilosofie verdrong in relatief korte tijd in vrijwel heel India het heersende magisch/rituele polytheïsme. Omdat het Boeddhisme in principe in ieder type maatschappij-structuur toegepast kan worden kon het zich ook buiten de grenzen van India verspreiden. Het was de eerste niet aan een bepaald volk gekoppelde religie, dus in feite de eerste wereldreligie.

Om de leer van Boeddha te begrijpen moet men deze echter wel in de maatschappelijke context van zijn tijd plaatsen. In de tijd van Boeddha had de heersende religie in India, het Hindoeïsme van die tijd, een magisch/ritueel en polytheïstisch karakter. Religieuze kennis werd zorgvuldig vastgelegd en doorgegeven, maar om deze informatie te kunnen begrijpen en toepassen moest men wel behoren tot de brahmanen-kaste. Alleen de brahmanen werden in staat geacht de Veda's, de oude Hindoeïstische boeken, met begrip te kunnen lezen. (Zoals vandaag de dag alleen wetenschappers in staat zijn om wetenschappelijke artikelen en boeken te begrijpen.)


Kastensysteem

In de magisch/rituele en polytheïstische religie in het India ten tijde van Boeddha waren allerlei offer-rituelen heel belangrijk. Omdat alleen de brahmanen in staat waren deze rituelen heel exact volgens de officiële voorschriften uit te voeren hadden ze veel macht gekregen. Het kastensysteem was verworden tot een starre en onbarmhartige hiërarchie, en bovenaan in deze hiërarchie stonden de brahmanen.

Daaronder bevond zich de kaste van de kshatriya's, koningen en krijgsheren vergelijkbaar met de middeleeuwse adel in Europa. Nog lager in de hiërarchie kwamen de vaishya's, de kaste van kooplieden, boeren en ambtenaren. Nog verder naar beneden bevond zich de grote massa van de shudra's, de mensen die het dagelijkse werk deden: landarbeiders en allerlei ambachtslieden. En dan was er nog de allerlaagste kaste van paria's, mensen die volkomen buiten de samenleving stonden.

Het werd onmogelijk geacht om in een bepaald leven naar een hogere kaste te verhuizen. Alleen door te leven volgens de voor zijn huidige kaste geldende voorschriften kon iemand in een volgend leven in een hogere kaste geboren worden. Door het geloof in dit systeem accepteerden de mensen in lagere kasten hun ongunstige positie in de samenleving en hoefden de hogere kasten niet bang te zijn voor opstanden en revoluties. Maar deze sociale stabiliteit had ook tot gevolg dat er weinig streven bij de hogere kasten bestond om het leven voor de meerderheid van de bevolking dragelijker te maken.


Asceten

De bevoorrechte mensen in de hogere kasten meenden in het algemeen dat ze het met hun macht en rijkdom bijzonder goed hadden getroffen en wilden er niet aan denken dat het leven ook voor hen allerlei tegenslag en leed in petto had, zoals ziekte, ouderdom, de dood van familieleden en vrienden, en uiteindelijk de eigen dood en het weer opnieuw geboren worden.

Dankzij het rigoureuze kastensysteem waren ze bijzonder rijk, hadden ze nauwelijks problemen en konden ze aan iedere materiële wens die bij hen opkwam voldoen. Ze stelden ook een overmatig vertrouwen in de macht van de brahmanen om door offer-rituelen elk mogelijk onheil af te wenden. Er waren allerlei rituelen beschikbaar en als iemand bereid en in staat was voldoende geld neer te tellen werden deze door de brahmanen keurig op de voorgeschreven wijze uitgevoerd.

Sommige mensen beseften echter dat het onmogelijk is om iedere vorm van leed uit het bestaan te weren en door het najagen van lichamelijke genoegens werkelijk gelukkig te worden. Deze personen kozen het pad van de ascese om verlichting te bereiken. Door zichzelf ieder lichamelijk genoegen te ontzeggen, en op geen enkele manier met de verlangens en afkeren van het lichaam rekening te houden, wilden ze een toestand van tapas bereiken, een innerlijk vuur dat de weg vrij maakt voor het bereiken van een hoger bewustzijn. Door zichzelf als geestelijk wezen op geen enkele wijze meer door het lichaam te laten beïnvloeden wilden ze geestelijk vrij worden. Men zag dan ook regelmatig asceten die er lichamelijk erbarmelijk aan toe waren. De meesten van hen slaagden er echter niet werkelijk in om op deze manier verlichting te bereiken.

Er waren ook mensen die vooral door theoretische studie van de Veda's geestelijke vrijheid probeerden te bereiken. Deze personen discussieerden veel over belangrijke filosofische onderwerpen, zoals het mystieke gegeven dat Brahman (God) en Atman (het ware zelf) uiteindelijk één en dezelfde zijn. Maar ook deze mensen maakten weinig of geen vorderingen op de weg naar verlichting.


De metafysica van Boeddha

De metafysische basis van het Boeddhisme heeft veel overeenkomsten met die van het Hindoeïsme. Er is wel beweerd dat Boeddha nooit metafysische onderwerpen wilde bespreken, maar dat is onjuist. Hij beschouwde onwetendheid over fundamentele metafysische waarheden zelfs als de diepere oorzaak van al het leed onder de mensheid. Maar zulke onwetendheid verdwijnt niet door allerlei theoretische feitenkennis. Veel vragen van leerlingen werden daarom door Boeddha niet direct beantwoord. Het antwoord van Boeddha was er vaak op gericht de vraagsteller te doen inzien dat de gestelde vraag voor het verkrijgen van metafysisch inzicht niet relevant was.

Uit hetgeen volgelingen van Boeddha hebben geschreven weten we dat Boeddha zeer concrete metafysische inzichten had, en dat zijn Achtvoudige Pad naar verlichting op deze kennis was gebaseerd. Essentieel in de leer van Boeddha is dat al het bestaande het resultaat is van creatief bewustzijn en in feite bewustzijn is. Spirituele vrijheid bestaat uit een toestand van nirwana, van totale afwezigheid van bewustzijnbelemmerende factoren.

Boeddha gebruikte als voorbeeld het fenomeen wind om duidelijk te maken dat nirwana als zodanig niet met woorden beschreven kan worden. Evenals de wind kan nirwana slechts worden waargenomen dankzij de erdoor veroorzaakte effecten.


Het Edele Achtvoudige Pad

De weg naar verlichting, het Edele Achtvoudige Pad, staat in de leer van Boeddha centraal. Een belangrijk theoretisch uitgangspunt voor het Pad is dat het leven van de mens in zijn normale bewustzijnstoestand wordt gekenmerkt door dukkha, ofwel lijden. Deze constatering was ongetwijfeld vooral bedoeld voor de hogere kasten. In het India van die tijd verkeerde men namelijk in de hogere kasten in de veronderstelling dat blijvend geluk bereikbaar was door rijkdom, lichamelijke genoegens en een in alle opzichten plezierige leefwijze. Boeddha wees er bij herhaling op dat deze levensopvatting op een vorm van zelfbedrog berustte. Hij begreep dat pas als iemand inziet dat het leven onvermijdelijk leed met zich meebrengt deze persoon bereid is om serieus naar verlichting te streven.

Hoe men dat concreet kan doen heeft Boeddha uiteengezet in de vorm van het Edele Achtvoudige Pad. Door praktische toepassing in het leven van 8 principes geneest de geest die in een toestand van dukkha is gekomen zichzelf. Deze 8 principes zijn: juiste kennis, juiste intentie, juist spreken, juist gedrag, juiste beroeps-activiteit, juiste inspanning, juiste aandacht en juiste contemplatie.

Wat bij elk van deze 8 principes precies het juiste is heeft Boeddha in zijn leven als geestelijk leraar uitgebreid toegelicht. Hij heeft deze kennis echter helaas niet zelf op schrift gesteld, zodat gevreesd moet worden dat een aanzienlijk deel ervan verloren is gegaan. Pas na de dood van Boeddha zijn over het Achtvoudige Pad door sommige van zijn volgelingen boeken geschreven.

Boeddhistische leefwijze

Hoewel het Achtvoudige Pad bedoeld is om uiteindelijk naar een geestestoestand van nirwana te leiden, waarbij alle belemmeringen van het creatieve bewustzijn zijn verdwenen, bevat het ook een voor iedereen toepasbare moraal voor het gewone dagelijkse leven. Door Boeddha werden aan het Pad vijf geboden toegevoegd: respecteer alles wat leeft, steel niet, wees niet sexueel losbandig, lieg niet, en gebruik geen drugs.

Boeddha wees zowel de ascese als de offer-rituelen volstrekt af. Die methodes waren volgens hem niet nodig en zelfs schadelijk voor brahmacarya, voor een heilige levenswandel. Niet door zelfkastijding en ook niet door de brahmanen geld te geven voor bloedige offer-rituelen, maar door het Achtvoudige Pad te bewandelen, wordt iemand een arhat, een heilige, zo liet hij zijn leerlingen bij herhaling weten.

De door Boeddha verkondigde route kon full-time, als monnik, of naast een gewoon leven in de maatschappij gevolgd worden. Voor beide categorieën was het gemeenschapsleven, het onderlinge contact, heel belangrijk. De monniken trokken er in het koele en droge jaargetijde op uit om de leer aan de wereld te verkondigen, maar in het natte jaargetijde, als het reizen moeilijk was, verbleven ze in kleine nederzettingen van houten hutten. Later werden deze vihara's van steen gebouwde kloosters. Het gemeenschapsleven wordt in het Boeddhisme zo belangrijk gevonden omdat iemand alleen als hij of zij regelmatig contact heeft met geestverwanten de principes van het Achtvoudige Pad consequent kan toepassen.


Nirwana

Aan de leerlingen van Boeddha bood het Achtvoudige Pad, ongeacht de kaste waartoe men behoorde, de mogelijkheid om zich door eigen inspanning spiritueel te ontplooien. Wie het Pad juist en volledig toepaste werd een arhat, een heilige, en bereikte uiteindelijk nirwana. Door toepassing van de 8 principes van het Pad verliezen de irrationele krachten in het onderbewuste hun invloed. Deze krachten, die velerlei onaangename emoties en kwellingen kunnen veroorzaken, zijn op hun beurt het resultaat van in het geheugen aanwezige onbewuste voorstellingen van gebeurtenissen in het verleden.

De toestand van nirwana, de volledige verdwijning van de bewustzijnbelemmeringen, kan al worden bereikt in het huidige leven, dus terwijl men nog met een lichaam op aarde is. Tenslotte betekent nirwana echter dat de arhat ook is bevrijd van samsara, van de kringloop van wedergeboorten.

Niet alleen voor het individu maar ook voor de Indiase maatschappij als geheel leverde het Boeddhisme grote positieve veranderingen op. Veel wantoestanden verdwenen geleidelijk en het leven werd voor alle kasten dragelijker. De veranderingen gingen in die tijd echter niet zo snel als tegenwoordig. Pas ongeveer twee eeuwen na Boeddha, onder keizer Ashoka, bereikten de maatschappelijke hervormingen door het Boeddhisme hun hoogtepunt.


Toename leefbaarheid

Het enorme rijk waarover Ashoka heerste was tot stand gekomen door de militaire overwinningen van zijn voorouders, en het lag geheel in de lijn der verwachtingen dat Ashoka het voorbeeld van zijn vader en grootvader zou volgen en ook militaire roem zou oogsten. Maar na zijn eerste oorlog, die hij glansrijk won, vond Ashoka het wel genoeg.

De rest van zijn leven wijdde hij zich aan het bevorderen van de leefbaarheid in India en de verspreiding van het Boeddhisme tot ver over de grenzen. Zonder dwang, en terwijl er onder zijn bewind vrijheid van religie bestond, bevorderde hij dat het Boeddhisme de voornaamste religie in India werd. Hij voerde een uitgebreide, op de Boeddhistische filosofie en moraal gebaseerde, wetgeving in. Overal in India liet hij zijn wetten aanbrengen in de vorm van inscripties op rotsen of speciaal daarvoor gecreëerde reusachtige zuilen. Die wetten betroffen onder meer wegenaanleg, gezondheidszorg en betere rechten voor de vrouw.

Hij stuurde geen soldaten maar Boeddhistische missionarissen naar andere landen. Door zijn invloed verspreidde het Boeddhisme zich naar onder meer Birma, Cambodja, China, Japan, Tibet en Mongolië. Zo bevorderde hij in deze landen een vredelievende gezindheid die paste in zijn eigen anti-oorlog-beleid.

Het Boeddhisme kan worden beschouwd als voorbeeld van de wijze waarop een religie een buitengewoon heilzame invloed op de samenleving kan hebben.


De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door Bureau Everink te Almere
Copyright © 2002 Bureau Everink